Op de South East Asia Games in Myanmar slaat mijn mannen skiff – de nu al legendarische La Memo, niet alleen om zijn imponerende bochel, maar ook om zijn indrukwekkende progressie – op de 1200 meter een snoek. Op dat moment vaart hij soeverein los van het veld. De golven waren vanaf de 1000 meter zo hoog geworden, dat zijn jeugdig enthousiasme letterlijk en figuurlijk ten onder ging. Eén snoek, geen winst, geen 20.000 euro bonus, plan mislukt.
All it takes is één foutje
In de sport bestaat geen automatische beloning voor inzet. De atleet met de meeste kilometers of grootste opofferingen wint niet altijd. Of erger; train je jezelf het schompes, heb je een griepje op de ochtend van DE race. Rijdt er op weg naar de training een malloot tegen je aan, lig je op de grond met een kapotte pols. Je probeert jezelf zo goed mogelijk voor te bereiden, maar all it takes is één foutje, één moment van onoplettendheid of gewoon domme pech en POEF, alles weg.
De wedstrijd in Myanmar was mijn grootste uitdaging tot nog toe. Ik wilde zo graag dat mijn roeiers zouden presteren. Twee jaar waren mijn roeiers al op trainingskamp, weg van huis en haard, vrouw en kinderen. Of de roeier die zijn pasgeboren kind nog niet had gezien omdat hij van mij niet vlak voor het toernooi naar huis mocht. En dan met lege handen naar huis?
Gelukkig was de snoek van La Memo een van de weinige teleurstellingen van het toernooi. De rest van het toernooi vielen de kwartjes vooral de goede kant op, resultaat: vijf gouden medailles in negen races. Een verdubbeling van het resultaat van twee jaar geleden. vier gouden medailles meer dan alle andere landen. Iedereen in extase. vijftig interviews, ontelbare fotosessies, bezoekjes en felicitaties van ambassadeurs en FISA-bazen, meer dan 250.000 euro aan bonussen. Alles belachelijk en fantastisch. Alleen La Memo, die moest heel hard huilen.
Voorbereiden, voorbereiden, voorbereiden
Ik weet dat ik moet accepteren dat niet altijd alles precies gaat zoals ik wil. Maar de afhankelijkheid van het toeval, wat heb ik daar een hekel aan. Ik kan me daar ook niet bij neerleggen. Dus ik oefen en bereid eindeloos voor en dan oefen ik nog een keer en bereid ik nog beter voor. Nu is een goede voorbereiding zeker aan te raden, maar ik ben me ook wel bewust dat niet elke voorbereiding volledig op rationele gronden is gestoeld:
– Mijn medecoaches en roeiers mogen boten, riggers, bankjes en riemen uitpakken en schoonmaken. Maar opriggeren? Ik zou het mezelf nooit vergeven als ik op een fotofinish zou verliezen en er dan zou achterkomen dat er een kraag scheef zat/een schroefje niet goed vast had gezeten/er speling zat bij de dol/een riem was omgewisseld…
– Ik zet alle schroefjes op de drukstang altijd aan de buitenkant, met dezelfde kant naar boven en precies in het gelid. Dan weet ik in ieder geval zeker dat ik de dol heb gecheckt en er niemand anders aan heeft gezeten.
– Ik snij bootstickers zo ver mogelijk af, zodat ze onmogelijk het wateroppervlak kunnen raken in de race.
– Ik neem altijd mijn zelfgemaakte riemlengtemeter mee, zo maak ik geen fouten in het vaststellen van de riemlengte (met zo’n afgeronde hendel lijkt de riem vanuit een scheve hoek zomaar 2 mm langer).
– Elke hoek, maat en hoogte van alle roeiplekken in elke boot wordt opgeschreven in een bestand en gemaild, geprint, verspreid onder coaches en roeiers en opgeslagen op telefoon, iPad en computer. Je weet immers nooit wanneer je in een moment van snelle actie een back-up nodig hebt.
Bijgeloof
Ik weet ook wel dat bijgeloof geen enkele effect heeft op de uitkomst van een wedstrijd. Zoals Johan Cruiijff al zei “Ik geloof niet. In Spanje slaan alle 22 spelers een kruisje voordat ze het veld opkomen, als het werkt, zal het dus altijd een gelijkspel worden”.
Maar als het echt spannend wordt en de hoeveelheid onzekerheden onoverzichtelijk, dan ben ik niet meer op mijn rationeelst. Bovennatuurlijke spanningen vragen om een bovennatuurlijke benadering: mijn bijgeloof.
Mijn bijgeloof is onder te verdelen in twee categorieën: mazzelchecks en geluksattributen.
Het geeft een hoop rust om te weten of ik een dag heb waarin kwartjes de goede kant op gaan vallen of niet. Dus geef ik mezelf een uitdaging en afhankelijk van de uitkomst weet ik wat voor dag het is: de mazzelcheck. Wedstrijden in Azië vragen wel om enige aanpassingen. Het tellen van het aantal rode auto’s op weg naar de baan is vragen om problemen, Myanmar leeft nog in de tijd van de os en kar. Pragmatisch als ik ben besluit ik de auto’s in te ruilen voor Boeddhistische monniken op aalmoesronde. Werkt prima.
Voor geluksattributen heb ik geen enkele rationele onderbouwing, ik geloof er daarom ook zeker niet in. Al zegt mijn gevoel dat de ongeslagen status van ORCA dames 2008 volledig het gevolg was van het hemd dat ik droeg tijdens de eerste overwinning en daarna bij alle daaropvolgende gewonnen wedstrijden. En zeker niet uit de overdaad aan talentvolle roeisters zoals Claudia Belderbos en Inge Janssen.
Na Myanmar is mijn geloof in bijgeloof sterk afgenomen. Hoe kan dat ook anders? Als je negen ploegen achter elkaar laat starten en er één pech heeft en de anderen geluk, hoe kan ik dan ooit rationeel beredeneren welke ritueel of attribuut op welk resultaat van toepassing was.
Nee, bijgeloof slaat nergens op. Al ben ik volgend jaar op wedstrijden mogelijkerwijs altijd te zien met dezelfde zonnebril.