Onlangs kwam in Amerika de film ‘A most beautiful thing’ uit. De roeiers uit deze documentaire trokken eind jaren ’90 als eerste Afro-Amerikaanse roeiteam van een middelbare school, veel bekijks bij roeiwedstrijden. Ook de Nederlandse roeiwereld is vrijwel geheel blank. Maar is dat een probleem? In onze nieuwe serie ‘Roeien voor iedereen’ spreken wij met professioneel Aegir-coach en zoon van een Eritrese vluchteling, Michael Tewelde.

Michaels vader kwam vanwege een bloedige onafhankelijkheidsoorlog in Eritrea begin jaren ’90 naar Nederland. Samen met een Nederlandse vrouw kreeg hij in 1992 Michael, die vervolgens opgroeide in een klein Drents dorp nabij Hoogeveen. “Ik werd al snel gepest om mijn uiterlijk. Ik was natuurlijk dat ene negertje uit het dorp. Ik kan me ook niet herinneren dat er in de omtrek andere mensen met een tintje rondliepen.” De situatie veranderde toen zijn ouders scheidden en hij op zijn 12e bij zijn vader introk in het grotere Assen. “Daar was men gelukkig wat meer gewend.”

Asser Roeiclub
Via nota bene zijn vader belandde Michael bij plaatselijke roeivereniging. “Zijn nieuwe vrouw roeide daar, waarna hij ook zelf actief werd. Ik was op mijn beurt maar matig in voetbal en ben daar toen ook maar eens gaan kijken en in het wedstrijdroeien beland. Hoewel we daar absoluut de enige donkere mensen waren, heb ik van racisme nooit iets meegekregen. Mijn vader heb ik er ook nooit over gehoord. Hij is een stuk donkerder en heeft zeker vroeger nare dingen over zich heen gekregen.”

Grappen
Het gering aantal slechte ervaringen in relatie tot zijn huidskleur is de rode draad in Michaels verhaal. Zowel op de middelbare school als later als student in Groningen en als lid van Aegir voelde hij zich vrijwel nooit slechter behandeld dan anderen. Ook ondervond hij geen problemen met sollicitaties. “Natuurlijk ben je als je nieuwe vrienden maakt al snel de neger van de groep, net zoals er ook een dikke is of een rode. En als ik er heel diep over nadenk, denk ik achteraf dat ik die opmerkingen niet per sé grappig vond. Als je dan toch gepakt wordt, is dat liever met iets waar je iets aan kan doen, dan dat het je huidskleur is. Maar slecht bedoeld was het nooit.”

Acceptatie
Hij kan de grappen zelfs goed verklaren. “Het is denk ik een bepaalde manier van omgang met elkaar. In het begin heb je dat soort dingen als groep nog nodig. Na verloop van tijd worden die grappen ook niet meer gemaakt. Blijkbaar is iedereen er dan aan gewend en speelt zoiets geen rol meer. Het zijn mensen die begrijpen dat vriendschap komt vanuit humor, begrip en acceptatie. Wat eerst grappig was, kan later veranderen. Dat is bij mij ook gebeurd.”

Zwarte Piet
Ondanks dat hij wel eens werd aangesproken als Zwarte Piet, vond hij het Sinterklaasfeest altijd leuk. “Het figuur Zwarte Piet zie ik echter wel als racistisch. Dat komt niet zozeer door mijn eigen ervaringen maar door de verhalen om me heen en mijn inlevingsvermogen voor mensen met een kleur die ermee worden gepest en het zich wél aantrekken. Nederland is een land is met een groot acceptatie- en adaptatievermogen en je zou dan toch gedag moeten kunnen zeggen tegen een zwart geverfd iemand.”

ALO-docent
De roeisport doet volgens hem niets verkeerd op dit vlak. “Natuurlijk is roeien een compleet blanke sport, maar de vraag is of dat erg is. Uiteraard vind ik het jammer dat er amper wedstrijdroeiers met een kleurtje zijn. Je kan ze zo aanwijzen. Maar het is compleet logisch. Om het te veranderen zouden vooral meer mensen met een migratie-achtergrond bij de sport betrokken moeten worden, maar dat is niet zo simpel. Naast mijn werk op Aegir ben ik ook ALO-docent en er zitten nu eenmaal veel meer donkere mensen op het VMBO. Daar wordt niet aan roeien gedaan.”

Schoolroeien

Hij ziet dan ook geen grote rol weggelegd voor de roeibond om actie te ondernemen. “Het enige wat ze zouden kunnen doen is proberen om de roeisport toegankelijker te maken. Verenigingen kunnen dat stimuleren met bijvoorbeeld schoolroeien. Maar uiteindelijk moet je de sport wel leuk vinden. Je kan moeilijk iemand dwingen in de boot te stappen. Als men vervolgens geen interesse heeft, is dat ook prima en dan moeten we daar verder niet moeilijk over doen.”

Generaties

Michael trekt het dan ook liever breder. “Ik denk dat het meer een maatschappelijk probleem is.
Het percentage van leerlingen met een migratie-achtergrond dat naar HAVO of VWO gaat, is veel lager is dan het percentage van blanke kinderen. Statistisch gezien is het niet mogelijk dat Nederlandse kinderen zo veel ‘slimmer’ zijn dan buitenlandse kinderen. Dat verschil zal hem in het niveau van integratie en scholing zitten en het is aan de landelijke en gemeentelijke overheid daar iets aan te doen. Er zullen echter generaties overheen gaan, wil dat uiteindelijk gelukt zijn.”