De trend is al een paar jaar zichtbaar. Steeds meer talentvolle roeiers vertrekken na hun juniorentijd naar Amerika om daar met een sportbeurs te gaan studeren en te roeien. Toprow sprak met drie van hen, ieder in een ander jaar vertrokken en allen naar verschillende universiteiten. Wat trekt ze, is er een verschil in roeicultuur en hoe combineren ze het met hun ambities in Nederland?

“Ik ging vooral voor de ervaring. Het is natuurlijk best wat om als je net van de middelbare school bent naar de andere kant wereld te gaan”, vertelt Maarten Hurkmans, die in 2015 met de Junioren Holland Acht goud won in Rio de Janeiro en vervolgens vertrok naar de University of California. “Daarom twijfelde ik ook sterk. Toproeier Niki van Sprang, die als een van de eerste Nederlanders daar ging roeien en studeren, heeft me erg geholpen. Hij heeft me het laatste zetje gegeven.” Hurkmans wijst erop dat het voordeel van roeien is dat je meteen in een groep zit. “Ik werd in huis geplaatst met een aantal van deze jongens, dat helpt ook.”

Oostkust – Westkust
Eenzelfde verhaal heeft Gert Jan van Doorn, die vorig jaar werd gescout door de grote concurrent, de University of Washington, net als ‘Cal’ aan de westkust, alleen 1300 kilometer noordelijker gelegen. “Het is een combinatie van interesse die ze in je hebben en wat voor indruk zij maken. Ik ben eerst een weekeinde langs gegaan om te kijken hoe alles was. Je mag zelfs je familie meenemen, allemaal betaald door de universiteit”, zegt hij. Vooral Washington en California zetten sterk in op het binnenhalen van het beste talent.

Bart Roovers die als 19-jarige nog bijna in de olympische lichte vier-zonder van 2016 belandde, deed het anders en koos vanwege zijn studie Natuurkunde voor een universiteit aan de oostkust die minder hoog stond aangeschreven. “Ik wil straks ook een goed diploma hebben. Daarnaast had ik een goed gevoel bij de coach van Pennsylvania. Dat merken we nu want we winnen inmiddels wedstrijden van concurrerende universiteiten zoals Cornell, dat gebeurde eerder niet.”

Competitie
Het grote verschil met Nederland zit er volgens de jongens vooral in hoe er getraind wordt. “Alles is vooral veel groter en dat werkt motiverend”, vertelt Roovers, die in Leiden gewend was in een klein clubje te trainen. Volgens Van Doorn is het voordeel daarvan dat er meer competitie is. “Je wordt ook steeds gewisseld, eigenlijk is alles een wedstrijd. Fysiek word je behoorlijk gehard. In Nederland traint niemand om 5:30u ’s ochtends, voor ons is dat normaal. Je zou het niet zeggen maar soms kan ik die ochtenden op ons grote meer met opkomende zon zelfs waarderen.” Al het trainen heeft resultaat. Alle drie verbeterden hun persoonlijk record op de ergometer met tien tot vijftien seconden verschil. Van Doorn deed dat zelfs in één jaar.

Beide Leidenaren roemen de begeleiding. “Er is bijvoorbeeld altijd een mentor beschikbaar die je helpt bij het plannen van colleges en tentamens. Als sporter heb je voorrang bij het inschrijven op collegetijden en we hebben een enorme dining-hall waar altijd meteen na onze training een maaltijd klaarstaat. Dat is in Nederland onmogelijk. Onze coach in Nederland, Willem Jan de Widt, probeert dat richting een toernooi wel te doen door zelf voor ons te koken”, aldus Roovers.

Collectief
Hurkmans noemt nog een ander belangrijk verschil. “Alles draait daar om het collectief, hier in Nederland is coaching veel meer op het individu gericht. Met veel meer aandacht op techniek en met veel meer nuance. Ik heb hier nog nooit een juniorencoach horen zeggen dat ik harder moest trappen. Men gaat er vanuit dat je dat van jezelf wel doet. Dat vind ik op zich goed, maar ik denk wel dat ik in Amerika mentaal een stuk sterker ben geworden.” De roeier van Hemus uit Amersfoort vindt de combinatie van beiden perfect. “Nederland is echt een technische leerschool en ik ben ook niet bang dat kwijt te raken als ik naar Amerika ga. Onze coach daar is ook vrij pragmatisch, die vindt het fantastisch als ik beter roei als ik terugkom.”

Nederland
Ondanks dat de ‘Amerikanen’ pas begin juni klaar zijn met het seizoen, kunnen ze het momenteel goed combineren met hun ambities om voor Nederland te roeien. Hurkmans roeit deze zomer zelfs al in de Holland Acht. “We hebben het geluk dat de huidige bondscoaches erg meedenkend zijn en ons de kans hebben gegeven zomaar in te stappen. Dat had ook anders gekund.” Roovers en Van Doorn werden op hun beurt geselecteerd voor de acht voor de wereldkampioenschappen onder 23 jaar. “Dat was echt een meevaller, als dat niet was gebeurd was het ook geen ramp geweest. Ik wil absoluut doorgroeien richting de top, maar als ik straks na een studie van vier jaar terugkom, heb ik nog alle tijd de Olympische Spelen te halen”, stelt Van Doorn. Roovers knikt instemmend.