Deel II: de voorbereiding
Met nog negen weken te gaan, staat het wereldkampioenschap voor de lichte vier voor de deur. Echter: ze hebben nog geen wedstrijd gevaren. Het EK in Belgrado viel in het water door ziekte van Bjorn. Ook is Jeroen pas sinds twee maanden hun coach en dan is er ook Jort nog die serieus beter moet worden.
De ploeg traint zes dagen per week, twee- tot driemaal per dag: twee keer in de boot, eenmaal in het krachthonk. Tijdens de boottrainingen wordt goed zichtbaar welk werk er nog verzet moet worden. Jeroen heeft een ander haalbeeld voor ogen. Hij is van mening dat lange, gedragen halen hen meer snelheid zullen brengen dan het ‘benen-armen haaltje’ dat ze nu aan de dag leggen. Tim: “We zijn een korte en felle haal gewend. In hoog tempo lekker draaien, draaien, draaien. We hebben Jeroen gevraagd vanwege zijn visie maar het blijft lastig om je lot in iemands handen te leggen.”
Ochtendtrainingen gaan vaak kilometerslang in tempo 16/18 en in paartjes ‘tubbend’. Vaak wordt de boot stilgelegd. Jeroen vindt hun roeien jachtig, rommelig. In de portofoon klinkt het: “Lengte, lengte, lengte.” Of: “Ik wil duidelijk onderscheid zien.” Hij wil dat ze gefaseerd door de haal en de recover gaan.
Jeroen: “Drie jongens in deze ploeg weten dondersgoed wat ze willen. Ze hebben ervaring en ze hebben opvattingen over hoe het moet. Maar ik wil ze uit die comfortzone trekken. Maar daarvoor moeten ze me vertrouwen. Om hard te gaan moeten ze overgave tonen. Overgave aan het programma en ja, aan mij, want dat programma maak ik.”
Tim: “Het liefste zou ik mijn eigen coach zijn. Dat zullen de anderen ook hebben. Maar ik ben niet alleen en ik heb geleerd vaker mijn mond te houden. Ik wil de coach niet tegenspreken. Ik wil gewoon dóen.”
Jort: “Het is een duivels dilemma: doe je wat prettig voelt of neem je dat houterige voorlopig voor lief? Wat nu onwennig aanvoelt kan namelijk uiteindelijk beter uitpakken. En als ik dat denk, denken de anderen dat misschien ook. Maar we gaan pas hard als we alle vier hetzelfde doen.”
NOG 8 WEKEN: De Koninklijke Holland Beker
Eind juni 2014. ‘De Koninklijke’. Het eerste echte testmoment voor de ploeg. Tegenstanders naast je, presteren onder druk, pieken. Hoewel de wereldtop ontbreekt is Duitsland – altijd sterk – er wel. In de voorwedstrijd valt de LM4- al na 500 meter uitelkaar. De resterende 1.500 meter leggen ze zwoegend af. Ze bereiken wel de finale.
In de finale gaat het beter. De ploeg is goed weg en blijft langer als collectief roeien. Maar na de 1.000 is het beste vergeven; het begint te rammelen, er komen bijbewegingen. Wat simpel moet zijn, wordt moeizaam. De Nederlandse LM4- eindigt toch, achter Duitsland, als tweede. Tim: “Het was een slechte race. Dat er langer als een collectief werd geroeid is reden om tevreden te zijn. Ik merk dat als we samenzitten, we hard kunnen gaan. Maar het begint nu te snel te rommelen. Dat moeten we eruit krijgen. We willen het te graag. Dat is het probleem.”
NOG 6 WEKEN: World Rowing Cup, Luzern
Een tweede meetmoment, de wereldbekerwedstrijd in Luzern, Zwitserland. Serieuzer dan ‘de Koninklijke’ want hier is de wereldtop wel aanwezig. In Luzern wint Nieuw-Zeeland. De Denen worden tweede. Daarna volgen Groot Brittannië, Frankrijk, Australië en Italië. De Nederlandse ploeg komt niet verder dan een derde plaats in de B-finale. De verschillen in de top van het veld zijn minimaal. Denemarken, Nieuw-Zeeland, de Engelsen en Fransen: ze gaan harder. Maar doordat het veld zo compact is, zit je er met jump ook zo weer bij. Bjorn: “Het ging beter dan de vorige race, dus dat is heel positief.” Tim: “We bleven nu tot de 1.500 samen die boot versnellen. Dat is alweer meer dan een maand ervoor.”
Tim zat ook allerminst lekker te roeien. Als slagman behoort hij soepel voor te slaan, niet de kolen voor twee man op het vuur te gooien. Hij kwam gebroken uit de boot.
NOG 4 WEKEN: Het Blok
Terug in Nederland pakken ze na een paar rustdagen de training weer op. Voordat ze dit doen wordt er echter eerst gesleuteld, want Jeroen heeft namelijk besloten een blok in de boot te bouwen.
Door beide stuurboorders direct achter elkaar te zetten, in plaats van om-en-om, hoopt hij Jort’s ontwikkeling in de snelkookpan te gooien. Door het blok komt hij met zijn neus óp Tim te zitten. Tim en hij moeten met elkaar een verbinding aangaan die niet met slappe koordjes, maar via ijzeren staven verloopt. Jort blijft na de uitzet namelijk achterin plakken, maar nu zal hij merken dat Tim wèl doorbeweegt. Halverwege de recover diept Jort en mist daardoor druk bij de inpik. Hij zal merken dat Tim wel druk heeft. Tim en Jort moeten een twee-eenheid gaan vormen.
Jort: “Mijn grootste uitdaging is om mijn kracht beter te leren inzetten. Lichamelijk en mentaal. Ik ga er altijd volledig voor, blind. Dat is goed maar het is ook een valkuil. Ik wil die overgave beter leren kanaliseren. Soms ga je harder door minder te doen of je momenten uit te kiezen.”
Tim: “Ik weet hoe ik roei. Dat is goed. Maar ik probeer Jort hetzelfde als de anderen te behandelen. De gedachte moet zijn: we zijn een ploeg, iedereen is gelijk.”
Al na een week klinken er gunstige berichten. Tim: “Het blok geeft Jort een positief gevoel. En ik merk dat hij beter kan volgen. Hij houdt nu ook langer vol en… we varen rechter.”
Op een rustig moment buiten de trainingen om, vertelt Tim dat hij Jort een bijzondere jongen vindt en hem er graag bij heeft.
“Hij heeft humor en ondanks zijn leeftijd is hij heel volwassen. Je kunt merken dat hij veel heeft gelezen. Hij heeft ouders die hem meenamen naar het buitenland, naar musea. Tussen de trainingen gaat hij in zijn eentje naar het museum kunst kijken. Ik zou nooit in mijn eentje naar een museum gaan. Wat ik grappig aan hem vind is dat hij makkelijke dingen heel moeilijk kan maken. Dat zie je vaker bij lichte roeiers, die zijn soms te slim om iets makkelijks ook makkelijk uit te voeren. Ik dóe altijd gewoon. Dat hij nog niet perfect roeit, ach. We hebben nog twee jaar te gaan tot Rio.”
Jort weet hoe ondertussen ook hoe Tim tegen de LM4- aankijkt: als werk. “Maar ik ken Tim ook als iemand die soms iets anders zegt dan dat hij voelt. Het kan best zijn dat hij daarmee speelt. Ik zie in de boot namelijk iemand die heel graag wil winnen. En ik zie zijn inzet. Als hij aan gaat, dan gaat hij ook AAN. Dat is niet de mentaliteit van een loonslaaf. Hij heeft het volgens mij erg naar zijn zin.”
Tim: “Als je twee roeiers hebt en de ene heeft die heilige droom en die ander bekijkt het praktisch, dan zou ik mijn geld zetten op die met die heilige droom. Maar ik roei goed en ik zet me maximaal in. Onderschat dat niet. Of nee, doe maar wel. Denk maar: die Tim is een broodroeier, die gaat niet tot het gaatje. Laat de mensen dat maar van me denken.”
Jort: “Ik wil niet de eerste zijn die afhaakt. Ik wil hun niveau halen – misschien zelfs overstijgen. Daar doe ik alles aan. Op het WK zullen we zien of het voldoende blijkt te zijn.”
Tim over Jort: “Als het er op een gegeven moment echt om gaat, dan zou ik kunnen zeggen: Jort, het is gewoon nog niet je tijd. Hij is ook nog zo jong.”
Jort: “De anderen vinden me leergierig en prettig in de omgang. Ik zorg ervoor dat we na een slechte training of bij een conflict de tijd nemen om het uit te praten. Je bent samen met iets bezig, je wilt iets bereiken. Daar zit een belangrijk sociaal aspect aan en ruis op de communicatiekanalen kan dat proces verstoren. Ik roei omdat ik het leuk vind, niet omdat ik goud wil halen. Die weg naar een WK of de Spelen toe vind ik belangrijk. Ik wil daarom met prettige mensen in de boot zitten anders kan ik niet hard roeien. Je ziet elkaar dagelijks vele uren, het contact is geen gemiddelde werkrelatie. Het is emotioneel, je geeft je ziel en zaligheid aan je sport, je bent vaak moe, zit vaak tegen de uitputting aan – dan ben je soms niet meer zo beleefd tegen elkaar. Dat moet een relatie kunnen verdragen.”
NOG TWEE WEKEN
Het is een hete dag en als een stel afgebeulde seizoenarbeiders loopt de ploeg richting de loods. Voor vandaag staat er nog een laatste training op het programma, maar ze lijken te willen staken. Toch wordt de KNRB56 weer in het water gelegd. Worden de overslagen weer open getikt, is het: weer instappen, weer dat bankje, weer uitzetten.
Op het programma staat: acht keer 20 halen maximaal, tempo 40 plus. Er staat een stevige wind en de eerste meters lijken ze niet in water maar in appelstroop te roeien. De gebruikelijke warming-up laten ze achterwege. Snel die sprints afwerken en dan naar huis: slapen. Jeroen: “Ze klagen dat het te zwaar is, maar rust pakken we straks in Portugal wel.”
De laatste sprint vliegen ze in tempo 42 over de baan. De klappen zijn hard en solide. Als slagman Bjorn er nog iets bovenop gooit, blijkt dat teveel van het goede: een mishaal. Later op het land: “Was dat nou bijna een snoek Jort? Als je dat straks in de finale doet, dan moet ik naar achter komen om je klappen te geven. Dat kunnen we niet hebben.” De opmerking wordt weggelachen.
Daags daarna reist de hele Nederlandse equipe af naar Portugal voor een trainingskamp. Langs de Bosbaan arriveren de bouwers. Tenten en tribunes verrijzen, het circus wordt opgetrokken. Op het water werkt ster van weleer Jan Wienese (OS Mexico, 1968, goud), in kalm tempo zijn training af op een verder lege baan.
Credits fotografie: Anja van den Herik
Lees hier het andere deel van het verhaal van Ferry: