De Nederlandse LM4-: vier jongemannen met één bestemming: de Olympische Spelen van 2016. De nestor van de ploeg (Tim Heijbrock) hoopt in Rio de smaak van Londen 2012 weg te spoelen. De benjamin van het team, Jort van Gennep, staat er nog onbevangen in. Schrijver-journalist Ferry Wieringa volgde de ploeg in de aanloop naar het WK. Een verhaal over ploeggeest, overgave en de dunne lijn tussen wel of niet vooraan varen.

Deel III: het WK

Maandag 25 aug. 16 uur 39: 1e heat Het is een grijze dag en de tribunes zijn karig bezet. De LM4- roeit in de tweede van drie ‘LM4- heats’. In elke zijn er twee plekken voor de halve finale te verdienen, anders: herkansing. Bjorn, Tim, Jort en Joris gaan verlegen uit de startblokken weg, maar in de eerste kilometer blijkt dit geen voorbode voor een timide optreden: de lichte vier trekt hem door tot ze bij een tweede positie zijn belandt. Groot-Brittannië ligt eerste. De vier roeit eensgezind. Het is plaatsen en trappen. Mooi beheerst lichaamswerk, geen getrek of geruk. En Jort, die zit als een baksteen in dit bouwwerk. Hij roeit goed, zijn klappen zijn lang en gedragen, hij rijdt niet achter de feiten aan maar beweegt als één man met Tim. Zijn recover is smooth en zijn bladwerk efficiënt. En de andere drie zitten ook gewoon lekker te palen.

 “De eerste 250 meter dacht ik: dit ga ik niet volhouden.”

De USA staakt de aanval op plaats 2 of kan niet meer aanhaken: de LM4- plaatst zich direct voor de halve finale.

Tim (kort na de race): “De eerste 250 meter dacht ik: dit ga ik niet volhouden. Ik leek al stuk te zitten, het ging zwaar. Maar daarna ging het steeds makkelijker en roeiden we goed samen. De stijgende lijn die zichtbaar was heeft zich doorgezet. We varen elke race weer beter dan de vorige. Nu maar zien of we dit in de halve finale ook kunnen laten zien. Dat we niet ineens tuimelen, dat kan ook zomaar gebeuren. Dat dit mazzel was. Ik hoop het niet, maar wij zijn nog niet als de Denen. Die presteren gewoon standaard. Maar, wij gingen lekker.”

vrijdag 29 augustus, 15uur05: halve finale – Hollandse luchten boven de baan, een wind die zeer stevig richting finish waait. Snel weer, maar ook: onstuimig water. In de eerste halve finale kwalificeren de Denen, Britten en Nieuw-Zeelanders zich voor de finale. In de tweede start Nederland. Zes landen, drie plekken. Het zal vooral lastig worden om Frankrijk, Australië en Duitsland de kaas van het brood te eten. Maar een derde plek is voldoende. Na de start blijkt het ook deze drie landen menens – ze voeren het veld aan. Nederland ligt vierde en dit zal tot aan de 1.000 zo blijven. De drie koplopers nemen afstand en de LM4- werkt er hard aan het contact met hen niet kwijt te raken. Toch ontstaat er een bootlengte licht tussen Nederland en plek 3 (Duitsland). Op de 1.250 ziet het er allesbehalve gunstig uit. Niet dat Bjorn, Tim, Jort en Joris niet vooruit komen, maar met 500 meter te gaan moeten ze nog een bootlengte inlopen. En dat met een achtervolging in de benen.

Maar Bjorn timmert door en zijn kompanen bouwen mee. En vanaf de 1.500 gebeurt datgene wat sport zo´n prachtig schouwspel en spel maakt: de verhoudingen gaan schuiven. De LM4- komt met elke haal dichterbij Duitsland. De Duitsers lijken niet te weten wat de LM4- wel weet: benen zijn net een tube tandpasta – er valt altijd nog wat uit te persen. Duitsland ziet hoe Nederland in hun dode hoek verdwijnt. Als de verrekijker erbij wordt gepakt vangt deze een LM4- die zich met niets anders bezighoudt dan met de eigen halen. Ze besparen zich de nodeloze moeite van het opzij kijken, want het is immers: de dood of de gladiolen.

Op de meet: een fotofinish.

In het vacuüm van onzekerheid hijgt de ploeg uit. Wie heeft plek drie? Als het verlossende woord valt, balt Bjorn zijn vuist, lacht Joris zijn breedste lach en draait Tim zich naar Jort om. Met een lange, stevige handdruk vieren ze hun prestatie. Twee kilometer bleek voor Nederland voldoende om de puzzelstukken samen te brengen. Voor Duitsland was de race 0,07 seconden te lang.

Op het botenterrein zweeft coach Jeroen Spaans. “Had je me twee maanden geleden gevraagd of ik dit had gedacht: nee. Maar twee weken geleden zou ik er mijn geld wel op in hebben willen zetten. Maar het kan nog harder. De harde wind maakte het tot een snelle race met een hoog tempo. Jort had daar moeite mee. Ik ben dus heel benieuwd naar de finale.”

zondag 31 augustus, 13u33: WK Finale LM4- – Een licht bewolkte dag met een matige wind. De omstandigheden zijn beter dan twee dagen geleden bij de halve finale. Maar de vijf tegenstanders zijn sterker en de inzet is hoger.

En dan heb je ook nog de zenuwen – finale varen is niet alleen een fysieke inspanning, ook het zelfvertrouwen moet topfit zijn. De LM4- heeft een plek bij de beste zes landen veroverd. Maar nu. Met Denemarken, Nieuw-Zeeland, Groot Brittannië, Australië en Frankrijk is dit niet bepaald een speeltuin, eerder een arena met hongerige leeuwen. De Engelse speaker heeft het over ‘a mighty task for the Dutch to medal in this field’. Nadat het licht op groen is gesprongen, blijken het geen loze praatjes. De Nederlandse LM4- is trager weg en is vervolgens een race lang op zoek naar aansluiting. Bij de 1.000 is de achterstand 6,6 seconden. De echte wedstrijd vindt elders plaats. Nederland finisht als zesde en laatste.

Kort na de race spreekt een ontdane Tim voor een NOS camera zijn onvrede uit. Hij is verslagen en zo oogt hij ook. Hij neemt het niet de wind, de stroming noch de onervaren Jort kwalijk, maar wel zichzelf. “Ik had gedacht dat de ervaren roeiers in de ploeg wel in staat waren om de rust te bewaren. Maar we waren gehaast, we wilden er te graag weer bij komen. Dan gaat het rammelen en kom je in een neerwaartse spiraal. We moeten leren juist dan als ploeg te blijven roeien.”

Een paar dagen later blikt Joris terug. Hij is er tevreden over dat ze als nieuwe ploeg, en met Jort, in de WK finale lagen. Goed, de race die kon beter. Joris: “We vonden de goede halen niet terug. Er was te weinig ontspanning boven water en te weinig kracht in de haal. In dit veld moet je van start tot finish goed samenwerken. Vier roeiers die hetzelfde doen, kunnen heel hard gaan. Vergeten ze dat en doen ze alle vier wat anders, dan werken ze elkaar tegen. Roeien is echt teamwork. Daar moeten wij verder aan werken: dat we ons gedachteloos voortdurend aan elkaar aanpassen. De bandbreedte tussen goed en slecht roeien is nu te breed.”

Slagman Bjorn: “Ik voelde meteen dat we niet gelijk zaten. We kwamen niet samen los, we reden niet gelijk op, we deden allemaal net iets anders. En dan komt er geen lekker ritme. Als je dat voelt hoeft er nog niets aan de hand te zijn. Je weet: doorgaan, nog harder gaan staan. Je hoopt dat het zal gaan komen, maar als het niet komt zit je vrij snel in het rood. Er worden tijdens de race dan wel dingen geroepen. Tim riep bijvoorbeeld: “Draaien.” Ik snap het wel – er moest iets veranderen, maar we zaten al op 39! We reden de boot al een beetje dood. Later als je aanlegt baal je, je zit nog vol adrenaline. Je zegt waar het volgens jou aan lag. Tim had zijn verklaring, ik de mijne. Deze race hebben we er niet uitgehaald wat we wel in ons hebben. We kunnen technisch roeien en we kunnen knokken. Maar het moet er op het goede moment uitkomen. De komende twee jaar ga ik mezelf verder verbeteren zodat mijn bijdrage aan het team optimaal is. En samen gaan we werken aan een baanhaal die ‘staat’. Bij wind mee en bij wind tegen.”

Voor Joris was het WK ook persoonlijk een belangrijk moment. Hij zou besluiten of hij zou doorgaan of stoppen. Gaat hij door? “Ja. Ik werk nu drie dagen per week een dagdeel. Dat bevalt. Roeien heeft voorrang, maar dit zorgt ervoor dat ik prettiger functioneer. Het is ook goed voor mijn gemoedsrust. Alleen roeien vind ik te eentonig en ik wil me geen zorgen maken om mijn leven na de Spelen. Ik heb nu een balans tussen de LM4- en werk. Zo moeten we alle vier onze eigen manier vinden om de komende twee jaar aan te gaan. Ik heb er in ieder geval veel zin in. Dit is een ploeg die het in zich heeft om vooraan te kunnen varen. Het is ook een leuke ploeg. De belangrijkste reden dat Jort afgelopen maanden zoveel beter is geworden is omdat hij zei: leer het me maar. Met een houding van: “Ik weet alles al”, komt niemand verder. We voelen ons vrij bij elkaar om te zeggen wat we denken.”

Twee maanden geleden op een ochtend in juni stonden aan de Bosbaan vier jongemannen met hun coach – en in zijn fietskrat die dampende mok koffie. De LM4-, vier zielen samen op zoek naar die ene gedachte. Een gedachte die het beste in ieder naar boven moest halen, waarbij de som meer moest worden dan een optelling van losse delen. Het WK kwam vroeg, maar ze schopten het tot de finale. Dat stemt hoopvol. En nu, nu het circus bij de Bosbaan is vertrokken en in kranten, radio, tv, op fora, in kantines en sociëteiten, in zalen en kantoren, het grote nakaarten over ‘de toestand van het Nederlandse roeien’ is losgebarsten, gaat de LM4- in alle rust verder werken aan het bouwwerk dat ze over twee jaar op de Olympische Spelen voor het oog van de wereld willen onthullen.

Credits fotografie: Anja van den Herik

Lees hier het andere deel van het verhaal van Ferry:

Deel 1 – De ploeg

Deel 2 – De voorbereiding