MerijnSoeters-8811-1Van mijn huis naar het Olympisch Stadion in Amsterdam is het een half uur fietsen. Niet omdat ik zo langzaam fiets, maar omdat het stadion een halve hoofdstad verderop ligt. Op 4 mei legde ik deze afstand ’s ochtends om een uur of tien af. Ik kwam welgeteld drie vlaggen halfstok tegen. De Nederlandse Bank, die in de oorlog onder leiding van Meinoud Rost van Tonningen goud van Joodse gedeporteerden ’in bewaring’ nam en verder in die periode door de Duitsers werd leeggeroofd omdat zij vonden dat Nederland zijn eigen bezetting moest bekostigen, had slechts een beschamend dundoek met het eigen logo op het dak wapperen. Heineken’s Bierbrouwerij, die tijdens de Tweede Wereldoorlog bier leverde aan de Deutsche Wehrmacht, vlagde helemaal niet, net zo min als het Rijksmuseum, dat in de oorlog een deel van zijn collectie in de Pietersberg bij Maastricht moest onderbrengen om hem aan het oog van de bezetter te onttrekken. Ook het stadhuis van de hoofdstad, die tijdens de oorlogsjaren 80.000 van zijn Joodse inwoners verloor, had de vaderlandse driekleur niet halfstok hangen. Leeft 4 mei nog wel, vroeg ik mij onrustig af. Sommige gemeenten hadden besloten dat de zondagsrust niet verstoord mocht worden door twee minuten stilte. Maar Amsterdam is toch geen Staphorst?

Goddank was het bij het Olympisch Stadion aan de voet van het beeld van Prometheus waar een kranslegging ter herdenking van alle sporters en sportliefhebbers die in de oorlog het leven lieten zou plaatsvinden een drukte van belang. Zie je wel? Zo kende ik mijn stad weer! Ja…, totdat bleek dat bij deze menigte het historisch besef niet veel dieper ging dan ‘Het Aanzien van 1968’, voor € 2 mee te nemen van een drukbezochte vlooienmarkt.

In de catacomben van het stadion vond ondertussen een informatieve bijeenkomst plaats over een stukje roeigeschiedenis. Sinds een aantal jaar combineert het Olympisch Stadion zijn sportherdenking met de oorlogsverhalen van een bepaalde sport. KNRB-preses Frans Cornelis zocht een verklaring voor zijn constatering dat er relatief veel roeiers in verzet kwamen tegen de Duitse bezetter: het studentenroeien was nog sterk verstrengeld met de studentencorpora; die verzetten zich tegen de eerste maatregelen die in november 1940 werden afgekondigd om Joden als lid te weren. Toen om die reden roeiverenigingen als Njord door de bezetter werden verboden, brachten zij hun boten onder bij burgerclubs. Ir. Th. P. Tromp, in de oorlogsjaren voorzitter van de roeibond, was topman bij Philips. Hij werkte samen met de Geheime Dienst en wist militaire en economische gegevens naar de regering in Engeland te krijgen.

Meer roeiers kwamen in opstand tegen de Duitse overheerser: twee mensen werden in het bijzonder belicht: Marinus Spillenaar Bilgen (Laga) en Jonkheer Ernst de Jonge (Njord). De eerste had in 1914 met Rost van Tonningen nog de Varsity gewonnen. Toen hij in 1944 was opgepakt omdat hij als directeur van een papierfabriek papier had geleverd aan de verzetskrant ‘Ons Volk’, deed hij een vergeefs beroep op zijn oude roeimaat: minder dan een maand na zijn arrestatie werd hij in september 1944 gefusilleerd. De kleinzoon van Spillenaar Bilgen weet niet of het verzoek van zijn opa de NSB-baas ooit heeft bereikt of dat Rost het verzoek simpelweg naast zich heeft neergelegd.

Ernst de Jonge was voor de oorlog preses geweest van Minerva en van Njord. In 1936 roeide hij op de Olympische Spelen van Berlijn in de twee-met-stuurman. Hij en zijn ploeggenoot Karel Hardeman schrokken zich rot van de verhalen die ze daar toen al hoorden over kampen. Toen de oorlog uitbrak werkte De Jonge bij Shell op Curaçao. Hij gaf zijn veilige baan op en meldde zich bij de regering in Londen als spion. Op 22 februari 1942 werd De Jonge door Soldaat van Oranje Erik Hazelhoff Roelfzema bij Katwijk aan Nederlandse wal gezet. Als lid van de verzetsgroep Kees stuurde hij veel informatie naar Londen. Hij werd echter verraden en opgepakt. Hij werd naar Rawicz (Polen) gebracht en bleef daar tot september 1944. De Jonge werd met een aantal anderen op transport gezet naar Mauthausen maar is daar nooit aangekomen. Zijn familie weet niet hoe en waar hij is omgekomen. Misschien is-ie onderweg gevlucht is en toen doodgeschoten.

MerijnSoeters-8824Na deze heldenverhalen uit de roeigeschiedenis bestond de eigenlijke sportherdenking uit een kranslegging door vertegenwoordigers van NOC*NSF, KNRB, Ajax, de gemeente Amsterdam en het Olympisch Stadion: vijf kransen in de kleuren van de Olympische ringen aan de voet van het beeld van Prometheus, in 1947 als oorlogsmonument gemaakt door Fred Carasso in opdracht van het Nederlands Olympisch Comité, naar de Griekse mythologische figuur, die het vuur stal van de goden en aan gewone mensen gaf zodat de mensheid zich kon ontwikkelen. Het vuur staat daarbij symbool voor vrijheid, kennis en onafhankelijkheid.

Ondertussen werd er op de vlooienmarkt gedaan waar Nederlanders onder alle omstandigheden in uitblinken, 4 mei of geen 4 mei: er wordt handel gedreven. Het enige wat herinnert aan de plaats waar de markt wordt gehouden is het Jumbo Sportkwartet in 36 kaarten voor € 3,50: roeien is kaart 6b, Watersport. ‘Mag ik van jou zeilen, kanoën en waterskiën? En het ‘Aanzien van 1968’, alsjeblieft.’

oorlog slider

Foto credits: Merijn Soeters